Laatst las ik een artikel van Hanneke Ronnes, bijzonder hoogleraar te Groningen, over de ‘infantilisering van buitenplaatsen’. Een prikkelende, zo niet uitdagende titel. In het artikel, dat sterk opiniërend van karakter is (zeker voor een wetenschapper), wordt gesteld dat we in Nederland zijn doorgeschoten met het vermarkten van buitenplaatsen en landgoederen, door er vermaakcentra van te maken. Ze worden te romantisch of nostalgisch gepresenteerd, op basis van generieke verhalen over ridders, jonkvrouwen en edellieden. Het authentieke verhaal van de plek komt te weinig uit de verf.
Romantische presentatie
Hanneke Ronnes heeft een punt. Er zijn in Nederland talloze kastelen, buitenplaatsen en landgoederen waar het aantrekken van bezoekers (en dus geld) door een romantische presentatie prevaleert boven het vertellen van het authentieke verhaal. Een voorbeeld van culturele armoede. Het is echter ook een kwestie van perspectief. Wie geen verantwoordelijkheid hoeft te dragen voor het beheer en onderhoud van een historisch landgoed kan zonder risico een oordeel vellen over de exploitatie ervan. De directe zorg voor de instandhouding wordt niet ervaren. Zeker financieel niet.
Als eigenaar is het een heel ander verhaal. Dan leef je in het voortdurende besef dat het onderhoud ieder jaar weer vele tienduizenden euro’s kost. En dat we in dit land te maken hebben met een overheid die in beleidsstukken de liefde voor erfgoed volop bezingt, maar tegelijkertijd de hand vaak op de knip houdt. En last but not least dat we te maken hebben met een samenleving die nauwelijks bereid is bij te dragen als daar niet iets tegenover staat. De Nederlandse handelsgeest, zullen we maar zeggen.
Engeland
Wat dat betreft is Engeland wel een lichtend voorbeeld, zoals Hanneke Ronnes ook terecht opmerkt. Bezoekers betalen daar zonder morren behoorlijke entreeprijzen voor niets meer dan een bezoek. Dat is gemeengoed. Vanuit een sterk historisch besef draagt men graag bij aan het behoud van het gezamenlijke erfgoed. Als landgoedeigenaar in Nederland ben je dus gedwongen op zoek te gaan naar een ‘verdienmodel’. In Oldengaerde doen we dat door vakantieappartementen te realiseren, huwelijken te laten voltrekken en ruimtes te verhuren voor vergaderingen. Dat staat trouwens niet in de weg van het echte verhaal. In Oldengaerde verbinden we informatie over de bewoners, de bouwhistorie en de omgeving met elkaar. Ook bijzondere anekdotes worden niet vergeten, zoals dat van de advocaat uit Steenwijk die kort na WOII kuikens hield in de achterste suitekamer (wordt vervolgd). Middels rondleidingen en audiotours wordt het verhaal in de toekomst gedeeld met bezoekers.
Nog even dit: dat je niet moet doorschieten met het ‘vermarkten’ van een landgoed ervoer ik zelf afgelopen vakantie. In het plaatsje Savigny-les-Beaune in Frankrijk heeft een particuliere eigenaar zijn landgoed helemaal volgestouwd met oude vliegtuigen, raceauto’s en motoren. Waarbij het prachtige landgoed, met huis, bijgebouwen en tuinen, slechts als decor mag dienen. Je kon het landgoed horen kreunen van ellende.
Geef een reactie