In de achterste suitekamer van Oldengaerde staan schilderijen rechtop in rijen tegen de muur, als kaarten in een kaartenbak. Binnenkort worden de werken opgehangen in het huis. Voor de restauratie volstond het om een schroef in de muur te draaien, maar vanwege de huidige wandverwarming kan dat niet meer. Daarom moeten we voor ieder schilderij hoog in de wand, waar een houten lat is geplaatst, een spijker slaan, waarna het schilderij met een draad op de juiste hoogte kan worden opgehangen.
Er is een enorme variatie in de werken, die geduldig wachten op wat er komen gaat. Er zijn grote en soms zelfs wandvullende doeken van classicistische aard, reproducties van portretten van vroegere bewoners, kopieën van oude tekeningen en schilderijen van goedbedoelende amateurschilders. Een allegaartje, verzameld in de loop van de jaren.
Het was mij eigenlijk nooit opgevallen dat op geen enkel schilderij Oldengaerde zelf staat afgebeeld. Dat besef kwam pas later, toen ik de tentoonstelling ‘Barbizon van het Noorden’ bezocht, in het Drents Museum. Als ik het mij goed herinner, hing daar een schilderij waarop de havezate Mensinge in Roden is afgebeeld. Maar dan niet het Mensinge zoals de meesten die kennen, die van de representatieve voorzijde, maar juist het Mensinge van de achterzijde, waar het gefilterd licht op de karaktervolle muur schijnt. Een impressionistisch maar ook anoniem perspectief. Het had evengoed op een andere plek geschilderd kunnen zijn.
Wat toonde zich met name op de schilderijen in het Drents Museum? Naast heidelandschappen en hunebedden toch vooral boerenbehuizingen. Boerderijtjes, keuterijen, schuren. Vaak in verweerde zo niet vervallen toestand. Het is duidelijk dat de kunstenaars oog hadden voor het schilderachtige decor dat feitelijk een afgeleide was van de armoede die in Drenthe heerste. Als er in die tijd voldoende geld was geweest voor de bouw van nieuwe boerderijen, had dat aantrekkelijke decor nooit bestaan. Armoede is vaak een belangrijke voorwaarde voor behoud, hoe tegenstrijdig dat wellicht ook klinkt. Misschien wel het mooiste voorbeeld van deze contradictie is te vinden in Deventer, waar het prachtige, eeuwenoude Bergkwartier behouden is gebleven omdat er in de decennia na de oorlog simpelweg niet voldoende geld was om de boel te slopen en nieuwbouw te plegen.
Dat schilders het schilderachtige zoeken spreekt voor zich. Maar is dat een verklaring voor het feit dat er nauwelijks een afbeelding van Oldengaerde te vinden is? Aan de schoonheid van de havezate kan het niet liggen. Die nodigt uit tot artistieke hoogstandjes. Heeft het wellicht te maken met het feit dat de kunstenaars zich meer verbonden voelden met de lagere klassen van de maatschappij en de manier waarop zij leefden, in plaats van met de rijken? Verkozen ze de authenticiteit, de worstelingen en de armoede boven de opsmuk, de ‘bling-bling’ en de keeping up appearances van de hogere klasse?
Van Gogh is misschien wel de beroemdste representant van de kunstenaar met een hang naar de ‘gewone mens’. Helaas zit er geen Van Gogh tussen de schilderijen op Oldengaerde. Gelukkig maar, moet ik zeggen. De zorg voor de schilderijen van al die mindere goden is al meer dan groot genoeg!
Geef een reactie