3 mei 2019
Ik keek laatst net als de halve wereld naar de surrealistische beelden van een brandende Notre-Dame in Parijs. De nachtmerrie van iedere monumentenliefhebber. Wie de bouwplaats van Oldengaerde betreedt, vindt dan ook niet voor niets op verschillende plaatsen bordjes die waarschuwen voor het gevaar van vuur. Vooral hout is vatbaar. Balken liggen als reuze lucifers in vloeren en plafonds. Nu die balken vanwege de restauratie in het zicht komen, valt goed op hoeveel hout er in zo’n huis is verwerkt. Kurkdroog hout, na vaak eeuwenlange droging.
Oud hout
Sommige balken zijn wel 500 jaar oud, zo blijkt uit onderzoek. Voor zo’n onderzoek wordt een kleine boorkern uit de balk gehaald. Daarop zijn de jaarringen van het hout afleesbaar. In een laboratorium wordt vervolgens berekend in welk jaar de boom waaruit de balk afkomstig is moet zijn geveld. Dit soort onderzoek wordt aangeduid met de onuitsprekelijke term dendrochronologisch onderzoek. De term jaarringenonderzoek volstaat ook. Of het mooi allitererende dendrodatering.
Geschiedenis van het land
De recente brand in de Notre-Dame bewijst maar weer eens hoe verwoestend de kracht van vuur is. Maar de nasleep laat ook zien hoeveel waarde wij als mensen, als samenleving, aan onze monumentale gebouwen hechten. Heel Frankrijk betreurt het verlies van de beroemde kathedraal. Het is alsof er een bladzijde uit de gezamenlijke geschiedenis van het land is gescheurd. De samenleving identificeert zich met het monument. Het is een stempel in ieders paspoort.
Op veel kleinere schaal zie je dat ook bij monumenten in Drenthe, zoals bij molens die voor veel lokale bewoners een punt van herkenning vormen. Wie de molen in het zicht krijgt op de terugreis van een vakantie weet dat ie weer bijna thuis is. Ook de grote belangstelling voor Oldengaerde en de restauratie ervan is een mooi voorbeeld van hoe mens en monument zich tot elkaar verhouden.
Natuurlijke vijand
Tegelijk met de brand in de Notre-Dame in Parijs was er nog ander nieuws dat met vuur te maken had. Tijdens een show in de Efteling was er geprotesteerd tegen paarden die tijdens de voorstelling met brandende dekens over hun rug door een arena worden geleid. Ik hoorde een deskundige op de radio uitleggen dat vuur de natuurlijke vijand van het paard is en dat het daarom eigenlijk niet geoorloofd is zo’n dier met een brandend kleed rond te laten rennen. Ook al zijn ze er door training wellicht aan gewend geraakt. Volgens mij is vuur de natuurlijke vijand van ieder levend wezen. Ook van de mens, al maakt die in veel gevallen handig gebruik van de kracht van vuur. Maar vuur is alleen een vriend zolang het zich laat temmen. Zodra het de teugels doorsnijdt is er meestal geen houden meer aan. Een belangrijk verschil tussen een mens of dier en een monument is dat de laatste geen benen heeft om aan een brand te ontkomen. Soms is het fijn om niet teveel geworteld te zijn.
Geef een reactie