Assen, 25-6-2018.
Laatst kreeg ik van een collega het advies om in deze blog meer over de geschiedenis van Oldengaerde te schrijven. Het verleden van dit soort iconische monumenten spreekt nu eenmaal tot de verbeelding. Heel even had ik de neiging om de bewoningsgeschiedenis van de havezate aan te halen, of in te gaan op de bouwgeschiedenis, maar die neiging wist ik te onderdrukken. Ten eerste omdat over deze zaken al genoeg informatie te vinden is. Ten tweede omdat ik vind dat wat ik schrijf iets moet toevoegen aan wat er al geschreven is.
Wat het eerste punt betreft verwijs ik graag naar Wikipedia. Hier is onder meer een beknopte, maar volledige bewoningsgeschiedenis van Oldengaerde te vinden. Wie iets meer de diepte in wil, kan terecht op de website geheugenvandrenthe.nl. Verder is op de website kasteleninnederland.nl een overzicht weergegeven van publicaties over de geschiedenis van het landgoed. Genoeg stof tot lezen dus.
Buitenhuizen in de geschiedenis
Wat het tweede punt betreft is het misschien interessant om Oldengaerde in een wat breder (inter)nationaal perspectief te plaatsen. Daarvoor moeten we vele eeuwen terug in de tijd. Voordat in de westerse wereld een adellijke macht ontstond, lieten Chinese en Japanse keizers al omvangrijke buitens met fraaie tuinen aanleggen. Ook in de Romeinse tijd vierden de buitenhuizen hoogtij. Dat viel samen met een toenemende verstedelijking en een groeiende welvaart. Wie het zich kon veroorloven, bouwde voor zichzelf een plek om de stadse hectiek te ontvluchten. Het waren overigens niet alleen koningen en keizers die dit voorrecht genoten, maar ook andere hooggeplaatsten als hoge ambtenaren of militairen. De Romeinse naam voor de buitenplaats, villa, is ook in onze tijd nog altijd in gebruik als benaming voor een voornaam huis.
Villa rustica
Bijzonder is dat de Romeinen een onderscheid tussen twee typen buitenplaatsen introduceerden, die de tijd heeft doorstaan. De ‘villa rustica’ is vergelijkbaar met wat wij nu een landgoed noemen: een huis omringd door bossen, landerijen en pachtboerderijen, waar naast ontspanning en vertier ook het genereren van geldelijke middelen een rol speelt. De ‘villa urbana’ is vergelijkbaar met wat wij nu aanduiden als een buitenplaats met tuin. Hier ontbreekt het economische doel.
In Nederland komt de buitenplaatscultuur pas aan het eind van de 16e en begin van de 17e eeuw echt op gang. Voor die tijd had je natuurlijk de adellijke families, die in versterkte woonhuizen (zoals in Oldengaerde) op het platteland verbleven, maar door de economische bloei vanaf ongeveer 1600 ontstonden in de steden nieuwe rijken, die een goede belegging zochten voor hun geld en tegelijkertijd een plek zochten waar ze in de zomermaanden, ver van de hectiek van de stad, konden verblijven. Status speelde ook een rol. Door in voorname huizen buiten de stad te gaan wonen, verkregen de nieuwe rijken de status die door aanwezigheid van de Middeleeuwse adel aan dit soort plekken was toebedeeld.
In Drenthe was de invloed van de rijke stedeling overigens een stuk beperkter dan in andere delen van het land. Met name in het westen van het land zorgde de Gouden Eeuw voor een hausse aan nieuwe rijken. Het aantal buitenplaatsen in Drenthe bleef daarom beperkt. Juist vanwege die relatieve schaarste moeten we ze koesteren. Er zijn maar weinig plekken waar je zo ver de geschiedenis in kunt kijken als op een landgoed of buitenplaats. Met een wijde blik zelfs tot in de ver over de landsgrenzen gelegen keizerrijken van weleer!
Geef een reactie