Laatst gaf ik bij Oldengaerde een rondleiding aan een groep vrijwilligers. Het was een beetje een grijze dag, maar op een bepaald moment piepte de zon er even doorheen. Het strijklicht viel op de groen geschilderde baanderdeur in de achtergevel en die vlamde daardoor prachtig op. Nooit geweten dat een kleur zoveel nuances in zich kan dragen.
Daar moest ik aan denken toen ik een advertentie zag van een verfzaak, waarin huiseigenaren werden opgeroepen om voor het buitenschilderwerk te kiezen voor antraciet. Als vervanger voor het overbekende (lees: ouderwetse) grachtengroen. Deze oproep voor trendvolging werd geïllustreerd met een foto van een boerderij die geschilderd was in een zwart-wit palet. Wit voor de kozijnen en zwart voor het raamhout, deuren en luiken. Het was, kortom, letterlijk een kleurloze boerderij.
Het eerste dat ik mij afvroeg was of deze trend een weerspiegeling is van wat er in onze samenleving plaatsvindt. Ook in onze samenleving lijkt de kleur te verdwijnen, te verbleken onder invloed van corona en de maatregelen die hieruit volgen. En de samenleving polariseert, wordt steeds meer zwart-wit. In plaats van het vieren van verschillen, sluiten we ons op in ons zwarte of witte hokje. Het is al lastig genoeg om binnen de voortdurende polemiek een grijs standpunt in te nemen, laat staan een veelkleurige.
De stap van het donkere grachtengroen naar antraciet of zwart lijkt een kleine stap, maar het leidt ons volledig weg van de historische context. Feitelijk was met de introductie van het grachtengroen al de verkeerde afslag genomen. Het is overigens pure ironie dat grachtengroen tegenwoordig als ouderwets wordt bestempeld. Deze kleur, die ook wel bekend is onder de naam monumentengroen, werd vroeger namelijk niet of nauwelijks toegepast op Drentse boerderijen. Het is dus eigenlijk helemaal niet ouderwets, maar juist een vrij moderne trend die met name in de laatste decennia sterk is opgekomen.
Voor de Tweede Wereldoorlog zagen de boerderijen op het Drentse platteland er veel kleurrijker uit dan nu het geval is. Wit in allerlei gradaties, gele en rode okers, maar vooral groene kleuren in allerlei variëteiten sierden het houtwerk aan de buitenzijde. De lokale schilder mengde de verf op basis van beschikbare pigmenten. Door de verschillen in samenstelling was er een grote variatie in kleurgradaties. Dat werd versterkt door het feit dat schilderwerk regelmatig verkleurde onder invloed van zonlicht of vervuiling.
Nu kun je je natuurlijk afvragen waar ik me zo druk over maak. Waarom moet een boerderij in de oorspronkelijke kleuren worden geschilderd? Nou, om dezelfde reden dat het me raakt als er weer eens een rieten dak plaats maakt voor een dak van golfplaten. Of als een oud boerenerf wordt ‘gemoderniseerd’ met betonklinkers en een stalen hekwerk rondom.
Oude boerderijen zijn uitingen van bouwkunst. Er zijn weliswaar meestal geen beroemde architecten aan te pas gekomen, maar dat maakt ze niet minder mooi, of waardevol. Niemand met een gezond verstand zou het in zijn hoofd halen om een fraai schilderij over te schilderen, of dat schilderij nu is gesigneerd door Vincent Van Gogh of door een onbekende kunstenaar. Iedereen weet dat kunst zijn waarde verliest als je ermee gaat knoeien. Als bron van schoonheid en daarmee van welbevinden voor degene die het onder ogen krijgt. Mooie dingen maken simpelweg gelukkig.
Waarom gaan we dan zo slordig om met de schoonheid van ons Drents agrarisch erfgoed? Ik durf te stellen dat het behoud van de landelijke bouwkunst misschien wel belangrijker is dan het behoud van schilderijen die in musea hangen, want de bouwkunst bevindt zich in de openbare ruimte, onder het oog van ons allemaal! Ik doe dan ook een oproep voor meer kleur. In ons leven in zijn algemeen, en op oude boerderijen in het bijzonder.
Ik geloof niet in een lotsbestemming, maar toen ik op dezelfde dag dat ik deze blog schreef achter mijn huis een enorme regenboog aantrof, was dat misschien wel een signaal van moeder natuur dat we de veelkleurigheid moeten vieren.
Geef een reactie